Recent heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in een zaak die al bijna 10 jaar liep. Een predikant van de Nederlands Gereformeerde Kerken werd in 2010 ontslagen. Hij verzette zich tegen dit ontslag door eerst de kerkelijke procedures te volgen en vervolgens een beroep te doen op het burgerlijk recht. Bij de kantonrechter, het Hof en de Hoge Raad draaide het telkens weer om de vraag: geldt in deze situatie het kerkelijk recht of het (burgerlijke) arbeidsrecht?
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst (maar dat het kerkelijk recht van toepassing is). Het Hof oordeelde echter dat er wel sprake was van een arbeidsovereenkomst (en dus van arbeidsrecht). De partijen legden de zaak voor aan de Hoge Raad en deze oordeelde nu dat een kerk zelf zijn arbeidsrelatie met een predikant mag regelen – en dat in deze situatie het kerkrecht prevaleert boven het arbeidsrecht.
Hoe zit het? In Art. 2.2 van het Burgerlijk Wetboek staat dat kerkgenootschappen ‘worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.’ Uit de toelichting op de wet blijkt dat hier alleen sprake van is ‘indien de wet op bepaalde punten een afwijkende regeling niet toelaat, dus dwingend is.’ Maar wat is ‘dwingend’? Het Hof oordeelde dat het arbeidsrecht dwingend recht is. Beide partijen wendden zich vervolgens tot de Hoge Raad. Voor deze een uitspraak doet, brengt de procureur-generaal (P-G) een advies uit. Post en Bouter Advocaten schrijven over het advies in deze zaak: “Volgens de P-G is het een breed gedragen opvatting dat kerk en predikant de bevoegdheid hebben om hun verbintenis sui generis in te vullen en daarin het arbeidsrecht bewust niet van toepassing te verklaren. En als partijen er voor kiezen om de kerkorde van toepassing te laten zijn, dan hoort dat stelsel ook te gelden. In deze zaak hadden partijen duidelijke afspraken gemaakt over hun rechtsverhouding. Zo stond er duidelijk dat de verbondenheid tussen de predikant en de gemeente geen arbeidsovereenkomst is. Het Hof heeft dit volgens de P-G niet onder ogen gezien, terwijl dat wel had gemoeten” (citaat van Post & Bouter Advocaten te Barneveld).
De Hoge Raad heeft het advies van de P-G gevolgd en geoordeeld dat de vrijheid die het Burgerlijk Wetboek aan kerkgenootschappen toestaat, meebrengt dat een kerkgenootschap zijn rechtsverhouding met een geestelijk ambtsdrager in beginsel naar eigen inzicht kan regelen. Daarbij is afwijking van het wettelijke arbeidsrecht mogelijk, tenzij dat recht een zodanig fundamenteel belang beschermt dat afwijking in het concrete geval niet kan worden aanvaard.
Kortom: er ligt nu opnieuw een uitspraak van de Hoge Raad over de verhouding kerkrecht en arbeidsrecht. Dit is een belangrijke uitspraak. Tegelijk moet gezegd worden dat de uitspraak geldt voor deze predikant en deze kerk in deze situatie. Hoe de toekomst eruit zal zien, weet niemand. Maar vooralsnog is nogmaals bevestigd dat kerkrecht boven arbeidsrecht gaat.
Om verder te lezen:
www.rechtspraak.nl
Blog Post & Bouter Advocaten